The Cape Wrath Trail - wandelen in Schotland en andere wetenswaardigheden - deel 4B (the end)

29 augustus 2022 - Zoetermeer, Nederland

Op zondag realiseren we ons dat we nog wel zes dagen voor de boeg hebben en als we die niet gaan lopen, hoe gaan we ze dan doorbrengen? Voortvarend als we zijn hebben we voor zondagmiddag tot en met zaterdagochtend een auto gehuurd. We zijn van plan om Noord West Schotland per auto te gaan verkennen. De bus brengt ons terug naar Inverness, we stappen uit bij ons oude B&B om de achtergelaten tas op te halen en begeven ons dan met de bus naar het vliegveld. Het is geen best weer, maar als we eenmaal in onze leenauto zitten (een Peugeot 2008) gaat het zonnetje (voor ons) schijnen. We zijn allebei als een kind zo blij. De rugzakken worden door onze Peus gedragen, we zitten droog voor als het nodig is én we kunnen ook nog eens veel meer bekijken dan we oorspronkelijk van plan waren. Schotland, here we come again!

We besluiten het Noorden te benaderen vanaf de Oostelijke kust en daarna via het Westen naar de Isle of Skye om uiteindelijk van daaruit via Loch Ness terug te rijden naar Inverness, waar we een B&B hebben geboekt voor vrijdagnacht.

Onze leen Peus zoeft smoothly over de Schotse wegen. Het rijden op de linkerbaan ben ik al aardig gewend van mijn Zuid Afrikaanse avonturen, dus Don krijgt gelukkig al snel het vertrouwde gevoel dat het met het rijden wel goed gaat komen. Als we nét onderweg zijn zie ik een bord met daarop een toeristische verwijzing. Ja, waarom niet, we zijn nu geen hikers meer, maar toeristen. Weliswaar low-budget toeristen, maar toch.. We nemen de afslag en komen terecht op het voormalige Culloden battlefield. Uiteraard gaat het bij deze slag, zoals bij alle veldslagen om de vraag wie de baas mag spelen. De Jacobieten onder leiding van Prins Charles Edward Stuart (‘Charlie’) weten een leger van ongeveer 5.000 vooral Schotse Highlanders van de Cameron en MacDonald clan op de been te brengen. Het Engelse leger onder leiding van de Hertog van Cumberland beschikt over zo’n 7.500 Engelse en Schotse lowlanders krijgers. Na een bloedige strijd op 16 april 1746 vlucht Charlie en het restant van zijn leger, achterna gezeten door de hertog. De achtervolging gaat wekenlang door en velen worden als beesten afgeslacht. Daarna wordt de doedelzak in de ban gedaan, alsmede Schotse kledij (waaronder de Kilt) en het Clan systeem. De slag is de opmaat naar de Clearances waar ik eerder over schreef. Gelukkig behoren wij noch tot een Schotse clan noch tot de tijdgenoten van Charlie, dus wij worden verder met rust gelaten. “Kom op Pap, we hebben nog een stevige rit voor de boeg, dus we laten die Schotten lekker vechten en we gaan de Highlands bekijken!” Kijk, dat is klare taal. ‘Men’ zegt dat de oostkant van de Highlands niet zo mooi zijn als de westkant en daar kan ‘men’ wel eens gelijk in hebben. Daarom besluiten we na een uurtje westkust onze blik te verleggen naar de midlands (uiteraard nog steeds in de Highlands), dus eigenlijk is het dan de MidHighlands. Al snel rijden we dan weer in het prachtige berggebied, waarbij de schoonheid alleen wordt beneveld door de regen en de wind. Wind is nu gelukkig geen issue meer, maar het had best wat minder mogen druppelen.

Ons initiatief getrouw gaan we in de buurt van Lairg op zoek naar een mooie natuurplek waar we de tenten neer kunnen zetten. Dat blijkt echter met de auto makkelijker gezegd dan gedaan. Als je aan het lopen bent hoef je alleen maar een minder zompig (‘boggy’ noemen ze dat in Schotland) plekje te zoeken (nou ja, dat is eerlijk gezegd ook al moeilijk genoeg!), maar met de auto zie je nagenoeg niets voorbij komen. We schieten af en toe een paar stille weggetjes in, maar telkens blijkt de uitkomst geen succes. Wanneer we al kilometers lang niemand meer zijn tegengekomen zien we ineens een ouderwetse Schotse cottage voor ons opduiken, voorafgegaan door een onooglijk oud en bouwvallig huis. Net als we voorbij het huis rijden stapt er een oud mannetje naar buiten, op de voet gevolgd door een oud vrouwtje. Het is koud, het regent en waait erg hard, maar de oudjes dragen allebei een t-shirt met korte mouwen, hoewel ze wel beide een pet dragen. Dat zal wel tegen de zon zijn 😊. De man gebaard dat ik moet stoppen en ik draai mijn raampje open. Hij begint een heel verhaal in het Gaelic en Don en ik zitten beide aandachtig te knikken, zo zo, nou, nou, he, he. Maar als de man stopt met praten en ons vragend aankijkt moeten we hem een antwoord schuldig blijven. Uiteraard denkt hij dat we Schots zijn, we rijden immers in een gehuurde auto! Dan zegt Don een paar woorden in het Schots en nu begint de oude man op zijn beurt te knikken. “Yes, you can eat in the Inn” en hij wijst naar de cottage, “but I don’t know if you can sleep there too. But ask if you can put up your tent on the grass, she certainly let you”. En dat in dat prachtige Schotse accent. We bedanken hem uitbundig, rijden nog een paar meter verder en parkeren onze leen Peus vlak voor de deur. Net als we de ‘Crask Inn’ binnen willen gaan gaat de deur open en komt het oude vrouwtje met twee pints of beer naar buiten. Ze lacht een tandeloze lach, geeft een pint aan haar hubby en trekt dan de pet verder over haar ogen. Ze blijven samen voor de Inn staan en beginnen een heel gesprek met elkaar in het Gaelic. Tsja, waarom zou je binnen in de warmte gaan zitten als je ook buiten kan staan in de kou, de (mot)regen en de (heftige) wind. En dat in een t-shirt! Ik begin een heel betoog tegen Don over het harde leven hier in de Highlands, maar ik blijk tegen een dichte deur aan het praten te zijn, want zoonlief is inmiddels naar binnen gegaan.

De Crask Inn blijkt een super leuke, ouderwetse, donker ogend jaren vijftig pub te zijn. Er is één bar met drie barkrukken en links van de deur vier tafeltjes die allemaal bezet zijn.. Er komt geen daglicht naar binnen. “Geen kamers meer beschikbaar Pap, maar we mogen de tent op het gras zetten. We moeten zelf maar kijken wat we daarvoor willen betalen” en hij knikt al dat we het gaan doen. Wie ben ik om hem dan tegen te spreken? Alle gasten eten vanavond met elkaar aan één grote tafel, maar helaas kunnen wij daar niet bij zijn, geen plek meer. We drinken nog een biertje, ontmoeten Bob, die hier ieder jaar een keer komt eten, zetten vervolgens onze tent op en gaan ons potje koken in het tuinhuisje, want buiten is het geen doen vanwege de midges. Maar nét als we de boiler aan willen zetten worden we geroepen, er hebben twee eters afgezegd, dus er is toch plek! En wat een gezellige avond staat ons dan te wachten! We verkeren niet alleen in het gezelschap van Bob, maar ook van een vader die met zijn twee tienerdochters (van 13 en 15) een fietstocht aan het maken is van Zuid West Cornwall naar Noord Oost Schotland. Ik zit naast een Franse jongedame die al een maand in haar uppie door Engeland en Schotland aan het fietsen is en zij zit weer naast een fietsstel die hun kinderen bij opa en oma hebben gestationeerd en samen heerlijk door weer en wind aan het toeren zijn. Wat kom je toch een hoop leuke mensen tegen als je er open voor wil staan. We sluiten deze zondagavond af met een toast op de gastvrouw, een toast op het reizen, een toast op elkaar en een toast op onszelf!

Het is redelijk weer als we de tenten afbreken en onze tocht naar het noorden vervolgen, door een gebied dat plaatselijk de Altnaharra wordt genoemd. We stoppen bij de river Shin waar we zalmen uit het water zien springen in een poging tegen het neerkletterende water in te zwemmen, op weg naar de geboortegrond en we rijden schier eindeloos door een prachtig gebied vol bergen en meren. Dat dit land slechts op 1,5 uur vliegen van NL ligt is eigenlijk onvoorstelbaar. Een groter verschil is bijna niet denkbaar. Bergen links en rechts, lochs boven en onder (nou ja, bij wijze van spreken) en vooruit, heel af en toe een auto en een verloren huis. Don legt uit dat dit vaak huizen zijn waar mensen kunnen schuilen, bothy’s. Ze staan ook langs de trail die we gelopen hebben. Het wordt nevelig met soms een beetje mist tussen de bergen, mysterieuze momenten, begeleid door Gaelic music uit de auto radio, Schotser kan het wat mij betreft niet zijn. We worden er allebei stil van.

En net als de avond zijn stille intrede doet bereiken we ons noordelijkste puntje, het gehucht Durness aan zee. We checken maandagavond in bij het Smoo Cave Hotel, een aanrader van onze nieuwe vriend Bob van gisteravond. En als we, met een biertje in de hand naar de plaatselijke snooker kampioen willen gaan kijken, zien we Bob ineens voor het raam zitten. Zou hij ons gevolgd zijn? De begroeting is weer hartelijk, maar van korte duur, want Bob moet terug naar zijn station wagon. Dat geeft ons mooi nog de gelegenheid om de Smoo Cave bij avond te zien.

Smoo Cave is een natuurlijke toeristische trekpleister. Een bijzondere grot, omdat het voorste deel is uitgesleten door de werking van de zee, terwijl het achterste deel is ontstaan door een kleine zoetwaterstroom. Dit zoete water klettert als een waterval het ondergrondse meer in. Als het water niet te hoog staat neemt de lokale gids je mee de grot in, maar de hotel mevrouw heeft ons al verteld dat dit er dezer dagen niet in zit. Het water staat veel te hoog.

Het weer is bar en boos als we de volgende ochtend Smoo Cave bezoeken. Het stormt zo hard dat we bijna tegen de wind aan kunnen leunen en de regen jaagt ons ongenadig hard naar binnen, de grot in. Weer kunnen we moedertje natuur tijdens één van haar mooie momenten bewonderen. Ze verschijnt telkens weer in een andere gedaante in Schotland, telkens weer verrassend maar altijd even mooi.

Maar Durness heeft nog iets leuks te bieden, Balnakeil. Een oud militair kamp dat in de jaren ’70 is omgetoverd tot “a creative community of artists and crafts people”. Nadat het in de zeventiger jaren leeg was komen te staan heeft de lokale overheid een aantal advertenties in de nationale dagbladen gezet om kunstenaars te lokken met gratis huisvesting. Dat is wonderbaarlijk goed gelukt. We parkeren onze leen Peus ergens in het dorp en wandelen er een lekker stukje op los. We bezoeken een paar ateliers en kunnen hier mooi wat souvenirtjes scoren. Natuurlijk gaat mijn fantasie weer met me op de loop. “Stel nou dat ik hier over een paar jaar heen ga, Don, als er een unit beschikbaar komt. En dan een maand of zes per jaar in deze godvergeten uithoek lekker een beetje beschilderde stenen verkopen. Hoe leuk is dat!” Ik krijg er oprecht zin an 😊.

Achteraf is het jammer dat we niet wat langer in het Noorden zijn gebleven. Het is er rustig, weinig toeristen en de natuur stunning. Maar de hang naar méér is groter. We willen méér zien, méér beleven. Als ware aanhangers van de merchantisme willen we méér waar voor ons geld. Dus trekken we verder, zetten we koers naar het Zuiden via de westkust. We komen op een camping vlakbij Ullapool terecht. Het is lekker weer als we de tent opzetten en bar en boos als we woensdagochtend de tent weer afbreken. Maar de weergoden zijn ons gunstig gezind, want we willen vandaag de Attadale Gardens nabij Strathcarron gaan bezoeken en dan moet het wel een beetje fatsoenlijk weer zijn. En dat blijkt zo te zijn! Grote, grote blij!

Attadale is een lust voor het oog voor iedereen die van tuinen houdt. Ik probeer altijd wel een tuin te bezoeken in het buitenland. Er staan een aantal gigantische sequoias, metershoge varens en andere groter dan groot planten. Don vond vooral de Japanse tuin en boskoepel erg mooi. Het leuke van deze tuin is dat het zo anders is dan het landschap er om heen, dat vooral bestaat uit bergen en moors (groene zompige heuvelachtige plateau’s ). De eigenaar van Attadale, Ewen Macpherson (van de gelijknamige clan) is getrouwd met de Zuid Afrikaanse Nicky van der Bijl (yep, grootouders komen uit NL – Rotterdam). En  Nicky heeft zich weer zeer laten inspireren door de tuinen in de Kaap, met name Kirstenbosch en Vergelegen. De eerst genoemde tuin heb ik zelf ook nog met Ashia bezocht op mijn eerste trip naar Zuid Afrika. Ik kan overigens niet zeggen dat ik daar invloeden van heb teruggezien in Attadale, maar misschien kijk ik wel zonder kennersbril 😊.

Nadat we Attadale hebben bewonderd rijden we in één keer door naar de Isle of Skye, wat bijzondere mooi moet zijn. Ik heb daar helaas weinig van gemerkt. Het is toeristen seizoen, dus enorm druk. Het kost ons de nodige moeite om een camping te vinden en áls we er dan een hebben gevonden, in Dunvegan, zal ik er verder maar niet over schrijven: drie keer niks.

Wat wél enorm mooi is als we donderdagochtend vroeg de kleinst mogelijke weggetjes inslaan om uiteindelijk op een hoge rotsformatie te eindigen. Ook dit is een toeristische attractie, maar omdat het nog erg vroeg is zijn we een van de eersten. Je kunt vandaaruit een hele lange wandeling door de bergen maken, wat wij dan ook doen. Bergschoenen gaan weer aan, stokken worden uitgeschoven en natuurlijk gaan de regenjassen aan. Wat zouden we zonder die jassen moeten in Schotland. Het wordt een prachttocht, soms zelfs een beetje gevaarlijk (want het is erg steil en op sommige plaatsen is de afgrond diep), maar we redden het.

Omdat we de smaak te pakken hebben besluiten we om vlakbij de hoofdstad van het eiland, Portree, nog een stuk te wandelen, waarbij het uitzicht wederom grandioos zou moeten zijn, althans, dat wordt ons verteld. Wanneer we daar echter aankomen blijken alle bergen totaal verdwenen. Niet door de onzichtbare hand van een toverGod, maar door mist, nevel en regen. En het waait enorm. Besluiteloos blijven we in de auto afwachten totdat het weer omslaat (dat is namelijk een fluitje van een cent in de Highlands), maar het ongeduld steekt natuurlijk de kop op en we besluiten dan maar een kleine sight seeing tour in Portree te doen.

Portree is leuk, maar veel te druk, zoals de rest van onze uren in Schotland het geval zal zijn. Daarom zoeven we met onze leen Peus snel door, terug naar het zuid oosten, richting Fort William. Daar staan we op een pracht camping, omgeven door hoge bergen en zien tijdens een kleine wandeling zelfs een groot mannetjes hert vlak voor ons elegant voorbij paraderen. Maar ook op deze camping kunnen we niet fatsoenlijk buiten zitten om ons potje te koken, want de midges zijn er als de kippen bij om ons bij de eerste de beste gelegenheid lek te steken ☹.

Vrijdag is onze laatste volledige dag in dit prachtige land. We bezoeken Fort William, gelegen aan het grote Loch Linnhe en in de schaduw van de hoogste berg van het VK, de Ben Nevis. Wat we niet weten (daar komen we pas later achter) dat ook de Jacobite Steam Train er te bewonderen valt. Zegt mij op het eerste gezicht niets, maar dit blijkt de stoomtrein te zijn die in de Harry Potter films te zien is. Nu zijn we alle twee niet zo Potterig, dus geen man overboord.

In Drumnadrochit, gelegen aan de westelijke kant van Loch Ness bezoeken we uiteraard het Nessie Museum. Bestaat ‘ie nou echt of niet? Ach, ik zou zeggen, ga er zelf heen om het uit te vinden, maar er zijn wel wat rare dingen voorgevallen. En ik zou er in ieder geval niet erg prettig zwemmen en me zeker niet een paar meter de zwarte diepte in laten zakken. Dan komen we uiteindelijk aan het eind van de middag weer in Inverness aan. We hebben onszelf beloofd dat we aan het eind van de trip Haggis gaan eten, dus dat doen we dan ook. In de pub waar we terechtkomen gaan ze vanavond helemaal uit hun dak door de muziek van de plaatselijke piperclub, maar nu zijn we meer dan welkom om het nationale gerecht uit te proberen. Haggis bestaat uit een schapenmaag die wordt opgevuld met gemalen schapenlever, -tong, -hart en -vet, vermengd met havermout, uien en de nodige kruiden. We krijgen er puree bij en in plaats van een flinke bel whisky bestellen we twee grote pints beer.

En zo  sluiten we een gedenkwaardige vakantie samen af. We slapen in een tuinhuisje bij een familie die we verder niet zien en zitten op zaterdagochtend rond 11.00 uur weer in het vliegtuig terug naar huis. Natuurlijk komen in het vliegtuig al de sterke verhalen en een Westlandse stewardess blijkt onder de indruk van mijn handen en benen. Normaal zou ik daar maar wat trots op zijn, maar in dit geval vond ze vooral de uitslag door de midges bites erg interessant, helaas. Don heeft tijdens de hele trip al vaak gezegd dat hij zeker terug gaat om het samen met zijn vrienden nog eens te proberen, maar dan met een veel minder zware rugzak en de héle trail, niet alleen een deel. Ik heb hem daar veel succes bij gewenst en zag mezelf dit niet nog een keer doen. Maar eenmaal thuis krijg ik van Johan een filmpje te zien van een jongedame die de hele trip solo wandelt en daar steeds maar even vrolijk onder blijft. Ben ik nou zo’n watje? Dat moet haast wel. En direct begint het weer te kriebelen. Als ik nou eens met een hele lichte rugzak ga en dan in mei, want dan zijn er nog geen midges en als ik dan …………….. 😊 😊

3 Reacties

  1. Ashia Couturier:
    30 augustus 2022
    What a trip you had!!!!
  2. Johan:
    30 augustus 2022
    Lachend maar soms ook hoofdschuddend heb ik je verhaal gelezen. Zeker bij de passage, en ik citeer, "Ik besluit op de luchthaven nog wat extra gewicht aan mijn toch al zware rugzak van 21 kg toe te voegen door een klein boekje te kopen over de werking van de hersenen bij senioren." Ik vroeg me echt af, werken ze bij jou dan echt niet of was je op het moment van aankoop vergeten hoe zwaar je rugzak was!? Omdat ik echt geïnteresseerd was welke route jullie wilden gaan lopen heb ik op Youtube menig reisverslag gezien, en ook naar jou verzonden, meer als aanmoediging om te laten zien dat mits je goed voorbereid en met een niet te zware rugzak en vanaf het begin vertrekt de route goed te doen is. Bij de Cape Wrath Ultra doen ze hem zelfs hardlopend! Dat zou ik dan wel weer zonden vinden want dan mis je volgens mij veel van de omgeving. En wat ik er van gezien heb op Youtube is die schitterend! Zoals ik al naar je schreef, je bent nog in de bloei van je leven, en als je echt die schitterende route wilt lopen, zou ik zeggen doen!!!
  3. Marcel:
    30 augustus 2022
    Onder andere door jou toedoen ben ik weer enthousiast geworden. Tnx Jó!